De Maatschappij Helenaveen en de Peelhelm
Aanverwante artikelen
De Romeinse helm die Gebbel Smolenaars in de zomer van 1910 in de Peel Bij Helenaveen vond, verkocht hij eind augustus 1910 aan het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
Als je Helenaveen zegt, zeg je in een adem de Maatschappij Helenaveen, het veen- en ontginningsbedrijf waaruit het dorp is ontstaan. De Romeinse helm is echter niet op de terreinen van de Maatschappij Helenaveen gevonden, maar op Peelgronden die in 1910 nog eigendom waren van de gemeente Deurne. Het grauwveen op en rond de vindplaats was verkocht aan de firma Steegh & Esser en voor dat bedrijf was Gebbel Smolenaars op 17 juni 1910 aan het werk. Toch speelt de Maatschappij Helenaveen een rol in de vele verhalen die rond de helm zijn ontstaan.
Directeur Adriaan Bos kon, zoals vele anderen, zijn nieuwsgierigheid na het bekend worden van de spectaculaire helmvondst niet bedwingen en heeft ook gespeurd naar voorwerpen op het terrein van Steeg & Esser. En hij heeft ze gevonden. Turfstekers hadden enkel oog voor blinkend goud en munten. Bos zag al meteen de archeologische waarde in van het verzamelen van alle voorwerpen. Op zaterdag 18 juni vergaarde hij zoveel als mogelijk het leer en textiel. Vooral het leer was in grote hoeveelheid aanwezig. Hij zorgde ervoor dat ook deze vondsten bij het RMO terechtkwamen en rapporteerde het museum er tot in detail over. Door zijn contacten met het RMO moet Bos in het bezit zijn gekomen van de eerder in Peel in Perspectief getoonde tekening van de helm, mantelspeld en munten. Die tekening – gemaakt door landmeter Van Beurden op 20 juni 1910 – trof ik in 1984 aan in het archief van de Maatschappij Helenaveen. Ik vroeg me toen ook af wat die tekening met de Maatschappij Helenaveen te maken had. Het verhaal gaat dat Bos ook kostbaarheden, zoals zilveren kandelaars, gevonden had, maar die zijn nooit door hem getoond. In de Peel tussen Helenaveen en Meijel heeft hij wel een boog en een speerpunt gevonden.
Adriaan Bos is de held van archeologe Carol van Driel-Murray. Zijn speur- en rapportagewerk stellen wetenschappers in staat om het verhaal van de Romeinse helm beter te begrijpen. Voor de deskundigen van het RMO vormden de gevonden leren schoenen en een fragment van een leren zwaardschede geen probleem. Ook de buidel niet. Er waren tientallen koperen muntjes aangetroffen, dus dat moest een geldbuidel zijn. De vele grote lappen bleven een raadsel. Tot het moment dat Van Driel-Murray ze nader onderzocht. Zij kwam een jaar of tien geleden tot de conclusie dat die lappen tesamen een Romeins legertentje vormen. De buidel is in haar ogen ook geen geldbuidel. Hij is daar veel te groot voor. De buidel is precies passend voor de helm en kan zo gezien worden als de helmhoes. Carol van Driel-Murray zal op maandagavond 1 november vanaf 20.00 uur in het Nationaal Beiaard- en Natuurmuseum haar onderzoek van het bij de helm gevonden leer komen vertellen. In dat museum zijn tot het einde van het jaar de originele leren helmhoes en originele textielresten van de kleding van de Romeinse officier te zien in de tentoonstelling ‘De Peelhelm en zijn verhalen’.
Het door Bos verzamelde leer is in tegenstelling tot de Peelhelm, nooit goed schoongemaakt en er kleefden daarom nog veenresten aan. Op verzoek van Carol van Driel heeft professor Hans Joosten die veenresten onderzocht en een reconstructie kunnen maken van het Peellandschap rond 320 na Christus, het tijdstip dat de eigendommen van de Romeinse officier in de Peel zijn terechtgekomen.