De aansluiting van Helenaveen op het elektriciteitsnet.

Deurne onder stroom

In 1909 nam de provincie Noord Brabant het initiatief voor een provinciaal elektriciteitsnet, waarin de gemeentelijke elektriciteitsbedrijven een ondersteunende rol vervulden.

Zij enquêteerde de Brabantse gemeenten over de wenselijkheid van de nieuwe energiebron elektriciteit. De animo was groot, maar het duurde nog tientallen jaren, voordat ook de laatste bewoners in de Peelregio hun petroleum- en gaslampen konden opbergen.

Begin 20ste eeuw was in de regio Helmond-Eindhoven de Peelcentrale actief in het produceren en leveren van elektriciteit. Deurne had al connecties met de Peelcentrale en vroeg eind 1912 aan de Brabantse Commissaris van de Koningin, hoe het stond met de plannen voor een provinciaal elektriciteitsbedrijf. De gemeente wilde namelijk zelf tot stichting ervan overgaan, maar zou wachten als het provinciale bedrijf van de grond kwam. De Commissaris antwoordde binnen enkele dagen dat het vraagstuk van de elektriciteitsvoorziening zo gevorderd was, dat snel voorstellen zouden volgen om de wens van Provinciale Staten tot “geleidelijke electrificatie van de provincie” te verwezenlijken. Bij de provincie waren plannen in die richting van vier particuliere bedrijven, waaronder de Peelcentrale, in onderzoek. De uitkomst daarvan was, dat die maatschappijen onmogelijke voorwaarden stelden en dat het beter was een overheidsbedrijf op te richten. De provincie had hiervoor wel de gemeenten nodig en op 26 juli 1913 stuurt de Commissaris van de Koningin voorgekookte raadsvoorstellen rond. In de raadsvergadering van 1 augustus besluit de Deurnese raad al tot afname van elektriciteit van de op te richten provinciale centrale. De provincie krijgt zoveel gemeenten mee, dat in 1914 de N.V. Provinciale Noordbrabantsche Electriciteits-Maatschappij (PNEM) kan worden opgericht. In vervolg op het besluit van 1 augustus 1913 beslist de gemeenteraad op 30 april 1914 tot deelname in het elektriciteitsnet van de PNEM, zij het enkel voor Deurne-dorp. Liessel was ook in de plannen betrokken, maar nog te duur voor de gemeente Deurne&Liessel. Wel deed de burgemeester in maart 1915 een poging om toch (goedkoper) elektriciteit in Liessel te krijgen. Hij stelde voor de hoofdkabel van Deurne via Liessel naar Asten te laten lopen in plaats van via Vlierden. De gemeente Vlierden sloot voorlopig toch niet aan. Het bleef echter bij het oude plan en nog in dezelfde maand kreeg de Amsterdamse firma Alberts en Kluft opdracht in het dorp een laagspanningsnet aan te leggen. In een jaar tijd veranderde het uiterlijk van vele straten in Deurne door de bovengrondse leidingen. Straat- en particuliere verlichting kwam onder andere in de Schoolstraat, de Molenstraat, de weg naar het kasteel, de Fraterstraat en in de “Zijlberg”. Voor het transport verrezen per kilometer “29 stuks gekijaniseerde Russische palen, lang 9 M., met kapjes, steunijzers, beugels, broekscheuren, isolatoren, waarschuwingsplaatjes, enz.” In Deurne en in de Zeilberg verrezen transformatorhuizen. Alberts en Kluft berekenden de gemeente hiervoor zevenenveertigduizend vierhonderdvijftig gulden en vijfenvijftig en een halve cent. Bijna tienduizend gulden teveel vonden burgemeester en wethouders. Het “Gemeentelijk Electriciteits Bedrijf” zag echter het levenslicht en kon op 13 juni 1916 door de burgemeester worden geopend door om half negen ’s avonds de schakel op ´aan´ te zetten. Een half uur later vergaderde de gemeenteraad in een voor de eerste keer door elektrische lampen verlichte raadszaal. En buiten konden de Deurnenaren tot half elf genieten van een concert vanaf de elektrisch verlichte kiosk.
Binnen 25 jaar volgden de andere dorpskernen van Deurne. Op de foto zien we de aansluiting van Helenaveen op het elektriciteitsnet. De burgemeester kan op 12 augustus 1939 met een gerust hart de petroleumlamp uitblazen. Hotel Van Oers zal voortaan verlicht worden door elektrische lampen, zoals er op de foto een duidelijk te zien is. Werd bij de planning in 1914 nog vanuit gegaan dat “ieder gezin gemiddeld ’s avonds twee lampen brandt, éèn van 505 en èèn van 16 kaarsen, ofwel twee van 32 kaarsen, gevende per gezin een avondbelasting van 80 Watt, en een jaarverbruik van 1000 Kilowatuur`, een kleine eeuw later is dat wel anders. En het Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf ging op in de PNEM, de PNEM in de EPZ, de Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland, de EPZ in Essent en Essent in RWE.

Reactie plaatsen

Naam

E-mail

Bericht

Ik ga akkoord met het privacy beleid




Vergeet niet akkoord te gaan met het privacy beleid
Reacties worden geladen...
Ontdekken
Protestantse Poepen en Oliekonten
De jamboree van 1937
Het Dinghuis te Deurne.
images/hourglass.png

ZOEKEN...